recent
أخبار ساخنة

تعلم الهولندية عبارات بأستعمال صيغة الماضي




‫أية ربطة عنق ارتديت؟‬
Welke stropdas heb je gedragen?
‫أية سيارة اشتريت؟‬
Welke auto heb je gekocht?
‫ما الصحيفة التي اشتركت بها؟‬
Op welke krant ben je geabonneerd?
‫من رأيت؟‬
Wie heeft u gezien?
‫من قابلت؟‬
Wie heeft u ontmoet?
‫على من تعرفت؟‬
Wie heeft u herkend?
‫متى استيقظت؟‬
Wanneer bent u opgestaan?
‫متى بدأت؟‬
Wanneer bent u begonnen?
‫متى توقفت؟‬
Wanneer bent u opgehouden?

‫لما استيقظت؟‬
Waarom bent u wakker geworden?
‫لما أصبحت مدرساً؟‬
Waarom bent u leraar geworden?
‫لماذا استقليت سيارة أجرة؟‬
Waarom heeft u een taxi genomen?
‫من أين أتيت / قدمت؟‬
Waar bent u vandaan gekomen?
‫إلى أين تذهب؟‬
Waar bent u naartoe gegaan?
‫أين كنت؟‬
Waar bent u geweest?
‫من ساعدت؟‬
Wie heb je geholpen?
‫لمن كتبت؟‬
Wie heb je geschreven?
‫من أجبت؟‬
Wie heb je geantwoord?


‫كم شربت؟‬
Hoeveel heeft u gedronken?
‫كم أنجزت من العمل؟‬
Hoe lang heeft u gewerkt?
‫كم كتبت؟‬
Hoeveel heeft u geschreven?
‫كيف نمت؟‬
Hoe heeft u geslapen?
‫كيف اجتزت الامتحان؟‬
Hoe bent u voor het examen geslaagd?
‫كيف عثرت على الطريق؟‬
Hoe heeft u de weg gevonden?
‫مع من تكلمت؟‬
Met wie heeft u gesproken?
‫مع من تواعدت؟‬
Met wie heeft u afgesproken?
‫مع من احتفلت بعيد ميلادك؟‬
Met wie heeft u uw verjaardag gevierd?

‫أين كنت؟‬
Waar bent u geweest?
‫أبين كنت تعيش؟‬
Waar heeft u gewoond?
‫أين كنت تشتغل؟‬
Waar heeft u gewerkt?
‫بما نصحت؟‬
Wat heeft u aanbevolen?
‫ماذا أكلت؟‬
Wat heeft u gegeten?
‫ماذا تعلمت؟‬
Wat heeft u ervaren?
‫كم كانت سرعتك وأنت تقود؟‬
Hoe hard heeft u gereden?
‫كم دام الطيران؟‬
Hoe lang heeft u gevlogen?
‫إلى أي علوّ قفزت؟‬
Hoe hoog heeft u gesprongen?


يقرأ.
lezen
‫لقد قرأت.‬
Ik heb gelezen.
‫لقد قرأت الرواية بكاملها.‬
Ik heb de hele roman gelezen.
يفهم.
begrijpen
‫لقد فهمت.‬
Ik heb begrepen.
‫لقد فهمت النص بكامله.‬
Ik heb de hele tekst begrepen.
يجيب.
antwoorden
‫لقد أجبت.‬
Ik heb geantwoord.
‫لقد أجبت على جميع الأسئلة.‬
Ik heb op alle vragen antwoord gegeven.

‫أعلم ذلك ــــــ لقد علمت ذلك.‬
Ik weet dat – ik heb dat geweten.
‫أكتب ذلك ـــــ لقد كتبت ذلك.‬
Ik schrijf dat – ik heb dat geschreven.
‫أسمع ذلك ـــــ لقد سمعت ذلك.‬
Ik hoor dat – ik heb dat gehoord.
‫أُحضر ذلك ــــ لقد أحضرت ذلك.‬
Ik haal dat – ik heb dat gehaald.
‫أجلب ذلك ــــــ لقد جلبت ذلك.‬
Ik breng dat – ik heb dat gebracht.
‫أشترِي ذلك ــــــــ لقد اشتريت ذلك.‬
Ik koop dat – ik heb dat gekocht.
‫أتوقع ذلك ـــــ لقد توقعت ذلك.‬
Ik verwacht dat – ik heb dat verwacht.
‫أشرح ذلك ــــــ لقد شرحت ذلك.‬
Ik leg dat uit – ik heb dat uitgelegd.
‫أعرف ذلك ــــــــ لقد عرفت ذلك.‬
Ik ken dat – ik heb dat gekend.

google-playkhamsatmostaqltradent